Over de gehele wereld is voer de grootste kostenpost bij het produceren van een vleesvarken. Zeker als je de voerkosten in een big ook meetelt.
Als je de voerprijzen in historisch perspectief beschouwd, laten die al decennia lang een stijgende trend zien (zie de grafieken hiernaast). En de verwachting is niet dat daar verandering in komt.
Met stijgende voerprijzen, neemt het economisch belang van efficiënt produceren alleen maar toe. Efficiënt produceren heeft in deze 2 dimensies:
- Eén kilo groeien met zo weinig mogelijk voer: voederconversie dus.
- Alle dieren die voer hebben opgenomen dienen allemaal de volledige opbrengst te halen. Uitval van dieren en niet de volledige opbrengst realiseren (bijvoorbeeld in het geval van slachtbiggen of vleesvarkens die in het slachthuis worden afgekeurd), moeten we zo veel als mogelijk beperken. We willen zo veel mogelijk “Full Value pigs”
Fokkerijorganisaties zijn allemaal in meer of mindere mate bezig om hun lijnen efficiënter te fokken. Met wisselend succes. In de praktijk zijn er verschillen in voederconversie bij de vleesvarkens te zien die oplopen tot 0,2 punten. Natuurlijk zijn er meer kengetallen die een economische waarde hebben, maar voederconversie tikt vandaag de dag wel erg hard door en dat zal zo blijven. Hoe gaan we de verschillen in voederconversie vastleggen en wat zijn werkelijk de verschillen? Een verschil van 0,2 punten in voederconversie staat gelijk aan ca € 8 per vleesvarken vandaag de dag!
Gaan we voor meer groei of een scherpe voederconversie of vallen beide kengetallen te combineren? Zoeken we de oplossing bij de eindbeer of ook de zeug die wordt ingezet? Neem contact op met Preferent KI om deze vragen te bespreken.